Staakt-het-vuren! Judith over de impact van oorlogsgeweld op een kind
7 december 2023
Om die noodkreet kracht bij te zetten, interviewt oud-RTL oorlogsverslaggever Jaap van Deurzen voor War Child drie mensen die als kind een oorlog meemaakten. Die als geen andere kunnen uitleggen wat oorlogsgeweld met een kind doet en waarom hulp nodig is. In het tweede deel van dit drieluik heeft Jaap een gesprek met Judith Jacobs. Zij werd op 6-jarige leeftijd naar een concentratiekamp gedeporteerd.
"Het is zó verschrikkelijk wat een oorlog met een kind kan doen"
Op zesjarige leeftijd zit ze tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken bij een lieve, zorgzame familie. Maar haar onderduikadres wordt verraden. In haar eentje wordt ze door de Duitsers op transport gezet naar kamp Westerbork. Later belandt ze in de concentratiekampen Bergen-Belsen en Theresienstadt. Met een ijzeren wil en een enorm doorzettingsvermogen overleeft ze de horror van de kampen. ‘Er werden doodskisten langsgebracht. We hadden honger maar we mochten niet eten, we mochten niet drinken. We stonden urenlang in de kou op appél.’
Ook de vader van Judith en haar oma worden naar concentratiekampen afgevoerd. Ze overleven het niet. Haar moeder zat ondergedoken in Amsterdam, maar had na de oorlog een enorm trauma. ‘Weet je, als we die oorlog niet hadden gehad was ik een heel ander iemand geworden. Dan had ik misschien een vader gehad en misschien nog wel een broertje of een zusje. Nu zat ik met een getraumatiseerde moeder waar ik me heel erg onveilig bij voelde. Het is zó verschrikkelijk wat een oorlog met een kind kan doen.’
Judith werd op 6-jarige leeftijd naar een concentratiekamp gedeporteerd
Ongekend verdriet en eeuwigdurende angst
Ik spreek Judith Jacobs in haar woning in de Amsterdamse Pijp. Ik vraag haar of ze bij benadering kan schetsen wat de kinderen in deze verschrikkelijke oorlog mee moeten maken. ‘Wat daar gebeurt valt natuurlijk in de buitencategorie ellende. Dit is ongekend verdriet. Dit wordt gekte. Dit wordt eeuwigdurende angst. Ik hoop zo dat de trauma’s die deze kinderen oplopen met behulp van War Child in de kiem kunnen worden gesmoord. Daar moet je heel snel bij zijn. Je moet kinderen laten zien dat een normale wereld een heel andere is dan waar ze nu in leven. Je moet ze hoop geven. Een kind moet zich veilig voelen en dat gebeurt nu niet. Ze groeien ook op met haat.
Ik denk wel dat kinderen in principe optimistisch zijn. Geen kind wordt geboren met het idee, ik ga een heel shitterig leven leiden, ik ga heel zielig worden in de toekomst. Het ‘kernoptimisme’ zit in elk kind en in ieder mens. Een paar dagen geleden zag ik op televisie een groepje jongetjes in Gaza. Die hadden tijdens de bombardementen in de schuilkelder gezeten en mochten er op een gegeven moment weer uit. Toen ze buiten kwamen gingen ze gelijk voetballen alsof er niks aan de hand was. Dat doet een kind nu eenmaal. Die wil alle ellende direct vergeten.’
Kinderen zijn veerkrachtig
Volgens Judith Jacobs zijn kinderen bijzonder buigzaam en passen ze zich aan de situatie aan. Veel andere keuzes hebben ze ook niet. ‘Je weet niks anders, je aanvaart wat er gebeurt. Dus dan ga je spelen. Ik verzon in de oorlog in de kampen toneelstukjes die kinderen samen met mij gingen spelen. Ik vluchtte in mijn fantasie. Ook War Child maakt gebruik van sport en spel, daar is zó goed over nagedacht. Ik vind dat prima, elk kind heeft dat nodig. Wat War Child doet kan de redding zijn voor kinderen. Ze moeten uit die situatie getrokken worden door iets moois in hun hoofd te hebben. Dat is ontzettend belangrijk. Ook ik ben er relatief goed uit gekomen, voor mij was mijn fantasie letterlijk en figuurlijk van levensbelang.
Op de vraag of ze zelf een oorlogstrauma heeft opgelopen in de kampen heeft ze geen eenduidig antwoord. ‘Ik vind het meer een levenstrauma. Het gaat om overleven, hoe doe je dat? Dat is lastig. Natuurlijk heb ik vaak aan die periode in de kampen gedacht. Ik wist dat allemaal wel, maar ik wilde en kon er niet over praten. Als ik er iets over probeerde te zeggen dan ging ik meteen huilen. Dan dacht ik, bek houden, niet doen, niet zwak zijn.’
'Er is hoop, je moet er alleen voor knokken.’
Als ze op middelbare leeftijd een persoonlijke crisis doormaakt gaat ze in behandeling bij een psychiater. Ook hij probeert het kampverleden naar boven te halen, maar ze vertikt het om daaraan mee te werken. Pas als ze thuis is, komt de realisatie van het leed dat ze in de oorlog heeft doorgemaakt. In de privésfeer komt het verdriet naar boven. Pas op veel latere leeftijd kan ze er voorzichtig met anderen over praten.
Judith Jacobs’ pleidooi om zelfs in de meest verschrikkelijke situaties optimistisch te blijven is in mijn ogen wel een hele opgave. Opeens schiet Judith vol en fluistert ze: ‘Er zullen in Gaza ook zeker kinderen tussen zitten die anderen weer meeslepen en die samen zorgen….dat ze spelletjes gaan doen en die dan zeggen, kom mee… we gaan iets doen, die zijn er ..Die trekken elkaar eruit. Ik heb dat toen ook gedaan. Je moet het nooit opgeven. Als ik het vertel dan zie ik het voor me. En als ik het over die kinderen heb, dan zie ik gewoon dat ook zij … ‘Weet je, mooie dingen ontroeren mij. Ik zie het gebeuren en dat is fantastisch en dat ontroert mij. Er is hoop, je moet er alleen voor knokken.’